In de afgelopen Fairtrade-week kreeg de gemeente Amsterdam de titel ‘Fairtrade Hoofdstad’ van Nederland. Amsterdam verdient de titel onder meer omdat binnen één jaar de gemeente zelf haar inkoopgedrag structureel veranderde ten gunste van Fairtrade. Maar dat gaat over voedsel en bloemen; hoe zit het met de mogelijkheden voor gemeenten om ook andere materialen en producten duurzaam in te kopen, vraagt Jenny Pannenbecker van SOMO zich af.

In de afgelopen Fairtrade-week kreeg de gemeente Amsterdam de titel ‘Fairtrade Hoofdstad’ van Nederland. Amsterdam verdient de titel onder meer omdat binnen één jaar de gemeente zelf haar inkoopgedrag structureel veranderde ten gunste van Fairtrade. Maar dat gaat over voedsel en bloemen; hoe zit het met de mogelijkheden voor gemeenten om ook andere materialen en producten duurzaam in te kopen, vraagt Jenny Pannenbecker van SOMO zich af. Hoe zit het bijvoorbeeld met ICT hardware, waarvan ook de gemeente Amsterdam grootverbruiker is? Kunnen we over een jaar Amsterdam ook uitroepen tot gemeente die werk maakt van de inkoop van eerlijk geproduceerde elektronica?

Het grote verschil tussen Fairtrade en eerlijk geproduceerde ICT is natuurlijk dat er voor die laatste productgroep geen keurmerk bestaat. Dat maakt het voor grootverbruikers van laptops, computers, printers, beeldschermen, smartphones en tablets lastig om beslissingen te nemen ten gunste van betere arbeidsvoorwaarden in de keten. Ondertussen zijn overheden en inkopers wel voorzichtig begonnen met ‘duurzaam inkopen’. Een dergelijk inkoopbeleid kan, in potentie, positieve effecten hebben op de arbeidsomstandigheden van werknemers in de elektronicasector. Alleen, hard gaat het nog niet, terwijl dat wel nodig is.

Beroerde arbeidsomstandigheden

Elektronicabedrijven die laten produceren in landen als China, Indonesië, Thailand, India en Mexico, worden vaak in verband gebracht met schendingen van arbeids- en mensenrechtenrechten. Soms met vreselijke gevolgen, zoals de zelfmoordgolf in Chinese elektronicafabrieken van een paar jaar geleden. Arbeiders in de elektronicasector maken lange dagen, tegen lage lonen. Discriminatie en uitbuiting van migranten en studenten is in veel productielanden aan de orde van de dag. Werknemers in deze sector werken vaak zonder de juiste bescherming met gevaarlijk stoffen als benzeen wat ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. In Zuid-Korea zijn bijvoorbeeld tientallen gevallen van werk gerelateerde leukemie geconstateerd bij Samsung- productiemedewerkers

Door vakbonden en ngo’s wordt al jaren hard gestreden voor het verbeteren van onacceptabele arbeidsomstandigheden, maar met wisselend succes. Ondanks beloften en inspanningen van bedrijven, verandert er weinig. Bedrijven laten het vaak afweten om risico’s in hun toeleveringsketens in kaart te brengen en maatregelen te treffen om de schendingen te voorkomen. Overheden schieten te kort bij het naleven van arbeidswetgeving.

Beleid in Nederland?

Overheden proberen kaders te stellen die moeten leiden tot een verbetering van arbeidsomstandigheden in productieketens. Voor het bedrijfsleven, maar ook voor zichzelf. Zo heeft de Nederlandse overheid de Internationale Sociale Voorwaarden geformuleerd die verplicht toegepast moeten worden bij aanbestedingen van de Rijksoverheid, en die een leidraad zijn voor lagere overheden. Zowel op nationaal, als op Europees niveau wordt er gewerkt aan herziening en aanscherping van regels voor duurzaam inkopen.

Minister Ploumen wil dat alle bedrijven die leveren aan de overheid, voldoen aan de United Nations’ Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP) waarin staat dat bedrijven en inkopers moeten weten wat er in hun hele toeleveringsketen gebeurd, en ook dat ze risico’s op mensenrechtenschendingen proberen te voorkomen. Als bedrijven aan deze richtlijnen worden gehouden, is er veel werk aan de winkel, omdat bedrijven en inkopers nu vaak geen idee hebben wat er in hun toeleveringsketen gebeurd.

Krachten bundelen

Maar inkopers uit de publieke sector die iets willen doen voor werknemersrechten ontbreekt het momenteel aan politieke wil om hun invloed op bedrijven, grote ICT-merken en fabrikanten te doen gelden. Terwijl deze inkopers, zeker in het publieke domein, ook in de positie zijn om lastige vragen te stellen over arbeidsomstandigheden in de productiefase, en om hun leveranciers te verplichten transparant te zijn over hun keten.

De (semi-)publieke sector is een grootverbruiker van elektronica. Overheden en universiteiten nemen op grote schaal computers, laptops, mobiele telefoons, printers en kopieermachines af. Samen hebben inkopers uit de publieke sector aanzienlijke inkoopmacht. Als zij hun krachten zouden bundelen, kunnen zij grote invloed uitoefenen ten behoeve van structurele verbeteringen in de elektronicasector. Maar hoe vinden inkopers in de publieke sector elkaar?

Electronics Watch

‘Stel je de gezamenlijke macht voor van duizenden samenwerkende steden, universiteiten en andere groepen voor’, schetst Pauline Overeem, de Nederlandse coördinator van het Europese netwerk Electronics Watch (EW). Een groeiende netwerkorganisatie van Europese openbare instellingen die ‘pionierswerk’ verricht door een nieuw soort overheidsinkoop te bevorderen: duurzaam en sociaal verantwoord. De organisatie, die is opgericht door betrokken ngo’s en wordt gefinancierd door de Europese Unie, is sinds het begin van dit jaar actief. EW telt een groeiend aantal leden waaronder de Britse universiteiten van Edinburgh en Leeds en een aantal universitaire inkoopconsortia. ‘Er bestaat een duidelijke behoefte aan een systeem waarmee publieke instellingen via hun inkoopbeleid echte invloed kunnen uitoefenen op het gedrag van ondernemingen en de leefomstandigheden van werknemers’, aldus Overeem.

Maar welke macht hebben de inkopende organisaties nu werkelijk? Hoe groot is de slagkracht van (semi-)publieke instellingen, wat kunnen ze daadwerkelijk veranderen en valt er eigenlijk wel iets te veranderen als inkopers afhankelijk zijn van een handjevol leveranciers en een handjevol merken? Is het niet veel zinniger om direct met Apple, Dell en Samsung in gesprek te gaan?

Het zijn terechte, kritische vragen die Pauline Overeem hoort in gesprekken met bijvoorbeeld universiteiten en gemeenten in Nederland. ‘Natuurlijk zijn we bekend met de bestaande relaties tussen inkopende organisaties en hun toeleveranciers – vaak zijn dat niet de merkbedrijven zelf, maar tussenhandelaren, en dat beperkt de ruimte om directe eisen te stellen. Toch is Electronics Watch ervan overtuigd dat een bundeling van inkoopkracht wel degelijk zaken kan veranderen door de keten heen, tot op de werkvloer in de fabriek.’

EW biedt overheden en publieke instellingen extra handvatten bij het toepassen van de Sociale Voorwaarden bij de inkoop van ICT-hardware, zorgt voor onafhankelijke monitoring op de werkvloer en maakt zich hard voor structurele verbeteringen in fabrieken en op het vlak van inkooppraktijken. De organisatie helpt aangesloten inkopende organisaties met product specifieke sociale criteria en actuele informatie over de omstandigheden in fabrieken. ‘Veel gemeenten hebben wel ambities op het gebied van duurzaam inkopen, ook als het gaat over ICT-hardware. Daar kunnen we concreet handen en voeten aan geven, zodat het geen dode letter blijft. Electronics Watch biedt een uniek onafhankelijk systeem voor het controleren en verbeteren van de mensenrechtensituatie in de elektronicasector’, aldus Overeem.

Ambities voor duurzame inkoop van ICT blijven nu nog te vaak steken op het niveau van papieren wensen en staan te vaak los van de werkelijke inkooppraktijk. Maar dat hoeft niet zo te zijn. De titel van Fairtrade Hoofdstad moet voor de gemeente Amsterdam -  en alle andere Fairtrade gemeentes in Nederland –  geen eindstation zijn, maar juist het startpunt om al haar producten duurzaam in te kopen, van koffie tot computers en van suikerklontjes tot smartphones. Overheden kunnen op Europees niveau hun (inkoop)krachten bundelen en zorgen voor concrete verbeteringen van arbeidsomstandigheden in de elektronicasector.

Kijk hier voor meer informatie over Electronics Watch .